Ik heb niets met hoogtes. Maar echt niet hoor. Deze foto bij mijn blog is dan misschien ook wel een beetje gek. Het lijkt op deze foto namelijk alsof ik aan het klimmen ben. Aan het klimmen op een klimwand. Je weet wel, zo’n hoge. Zo eentje van zestien meter hoog bijvoorbeeld. Say what? Voor iemand met angst voor hoogtes is dat verdacht hoog… Toch hing ik vorige week in mijn harnas aan de klimmuur. Dit was overigens niet de eerste keer in mijn leven en zeker niet de laatste!

Klimmen met hoogtevrees

Het gekke is dat ik nooit last heb gehad van hoogtevrees. Ik was altijd best wel een dare devil wanneer het hierop aankwam. Toen ik in groep 8 van de basisschool zat, heb ik bijvoorbeeld heel lang op klimmen gezeten en weet je wat ik het leukste gedeelte vond? Het abseilen nadat je helemaal tot in de nok was geklommen. Die vrije val die je steeds een beetje maakt wanneer je van de wand afspringt… Prachtig! Het kon bij mij niet hoog en niet snel genoeg. Toch is er ergens along the way een angst voor hoogtes ingeslopen en daar probeer ik al een tijdje vanaf te komen. Zo vecht ik iedere obstacle run die ik doe tegen die angst. Bijvoorbeeld met twaalf meter hoge glijbanen tijdens de Strong Viking Run. Ik ben alleen nog steeds bang om te vallen. Bang om los te laten et cetera.

Klimmen met hoogtevrees is dan wellicht ook een aparte gedachte. Met het klimmen op zich is eigenlijk niets mis en past het als sport dan ook volledig in mijn straatje. Het is zowel uitdagend op fysiek gebied als op mentaal gebied. Fysiek omdat het echt wel een goede work out is. Je gebruikt letterlijk iedere spier in je lichaam. Op mentaal vlak is het klimmen uitdagend omdat het als een soort van puzzel voelt die je moet oplossen om boven te komen. Het enige nadeel eraan is dus dat het zo verrekte hoog is.

Oh kut ik moet nog naar beneden…

Die hoogte heb ik echter steeds pas doorgehad toen ik op tweederde van de muur zat. Dan komt namelijk dat dak steeds dichterbij en komt het besef pas. “Oh shit, ik ben nu al wel echt heel hoog.” Waarna ik standaard dacht: “Oh kut. Er is geen weg meer terug. Oh kut wat is het hoog en er komt een moment waarop ik die wand moet loslaten.” Mijn nuchtere geest loste het probleem gelukkig wel direct zelf op: “Nou dan kan ik maar het beste helemaal naar boven klimmen, want dan maakt dat beetje hoger ook niet meer zoveel uit.” Logisch toch? Een soort van uitstel van executie, want naar beneden moest ik toch. Vol trots kan ik vertellen dat ik, op één wand na, steeds het dak heb bereikt. Dat geeft een erg voldaan gevoel, maar het moment waarop je de wand moet loslaten dat went nooit. Ik had serieus het angstzweet in mijn bilnaad staan en kwam iedere keer met trillende handjes beneden. Zo eng vond ik het.

Je kunt jezelf nu afvragen waarom ik dan wel steeds iedere keer weer omhoog ben geklommen. Het antwoord daarop is heel simpel: omdat het klimmen superduizendvet is! Dat enige angstige moment weegt gewoonweg niet op tegen de tofheid van de gehele ervaring. Het is een hele toffe fysieke en mentale uitdaging en ik wist direct weer waarom ik het vroeger zo’n vette sport vond. De rest van de dag kon ik verder niet stoppen met zeggen dat het zo vet was. Dit was dus ook zeker niet de laatste keer dat ik de klimmuur op ga in mijn leven. Ik denk dat ik er een ‘nieuwe’ hobby bij heb en overweeg zelfs om een cursus te gaan doen. Gekkenhuis! Wie weet kan ik in de toekomst wel net zo genieten van het abseilen als vroeger. Je weet maar nooit. De wonderen zijn de wereld nog niet uit. 😉